Wij kijken verder dan de zaak
Geplaatst: 9 juni 2016
Leestijd: 2 minuten
De Rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake is van onbehoorlijk bestuur omdat de laatste jaarrekeningen niet zijn gepubliceerd en omdat de boekhouding onvolledig is.
De bestuurder gaat in hoger beroep.
Het Gerechtshof komt tot een ander oordeel. Het Gerechtshof is van mening dat nu op datum faillissement de publicatietermijn nog niet was verstreken, er geen sprake is van schending van de verplichting tot tijdige publicatie (artikel 2:394 BW). Wat betreft de administratie beslist het Gerechtshof dat de curator concreet dient toe te lichten dat hij aan de hand van de ontvangen stukken toch niet te allen tijde de rechten en de verplichtingen van de rechtspersoon kan kennen (zie HR 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2932).
Voorts verwijt de curator het voormalig bestuur dat zij, nadat het faillissement is aangevraagd, in de vorm van de eenmanszaak dezelfde werkzaamheden zijn gaan verrichten als failliet. Het Gerechtshof volgt de stelling van de curator dat dit onbehoorlijk is, echter omdat dit pas heeft plaatsgevonden nadat het eigen faillissement van de vennootschap is aangevraagd, kan zonder nadere onderbouwing van de zijde van de curator niet worden geoordeeld dat het aannemelijk is dat deze “illegale” doorstart een belangrijke oorzaak is van het faillissement.
Kortgezegd komt het erop neer dat deze curator zijn stellingen bij het Gerechtshof beter had moeten onderbouwen en concretiseren. De bestuurder kwam, anders dan bij de Rechtbank, bij het Gerechtshof goed weg.
Indien u hierover nadere informatie wenst kunt u contact opnemen met mr. Louis de Boef (0318-52 24 04, lldeboef@boersadvocaten.nl)