Wij kijken verder dan de zaak
Geplaatst: 3 maart 2020
Leestijd: 3 minuten
De heer Jansen heeft een vordering op de heer Pietersen. Het door Jansen ingeschakelde advocatenkantoor start een incassoprocedure. Pietersen betaalt echter niet. Op een gegeven ogenblik overlijdt Jansen. De erfgenamen van Jansen verzoeken het advocatenkantoor vervolgens het faillissement van Pietersen aan te vragen. De betrokken advocaat doet dat echter niet namens de erven van Jansen, maar namens de overleden Jansen zelve. Een foutje dus. Ondanks verweer van Pietersen, spreekt de rechtbank toch het faillissement van Pietersen uit.
Een wijze les
Pietersen gaat in hoger beroep. Daarbij stelt hij zich op het standpunt dat de overleden Jansen uiteraard geen faillissementsaanvraag kan hebben ingediend. Helaas voor Pietersen ging zijn verweer niet op, want wat blijkt: ten tijde van de zitting in eerste aanleg was Pietersen al op de hoogte van het overlijden van Jansen. Pietersen heeft daar toen echter geen mededeling van gedaan. Het hof straft hem daarvoor af. Hierbij wordt verwezen naar artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Dit artikel bepaalt dat beide partijen aan de waarheidsplicht moeten voldoen. Het hof verwijt Pietersen dat hij “verstoppertje” heeft gespeeld en komt vervolgens tot de conclusie dat het voor Pietersen duidelijk moet zijn geweest dat de advocaat handelde in opdracht van de erfgenamen. De vordering van Pietersen tot vernietiging van het faillissement wordt dan ook afgewezen.
Een aantal opmerkingen
Het oordeel van het hof is opmerkelijk. Feitelijk heeft de advocaat van de erven een fout gemaakt. Het hof is echter van oordeel dat deze fout wel te repareren valt. Het was voor Pietersen immers duidelijk dat er voor een andere partij werd opgetreden. Pietersen kreeg zelfs nog een veeg uit de pan, doordat hij bij de rechtbank heeft verzwegen dat hij wist dat de aanvrager reeds was overleden.
De situatie zoals hier aan de orde voelt bijna aan als de omgekeerde wereld. De advocaat maakt een fout en vervolgens wordt de wederpartij verweten dat hij daar niet op heeft gewezen. De erven van Jansen (en vooral het door hun ingeschakelde advocatenkantoor) worden hierdoor in deze zaak gered. Of dat terecht is? Daarover valt nog te discussiëren.
Wilt u meer informatie over het voorgaande? Neemt u dan gerust contact op met mr. Louis de Boef MRICS via 0318 – 52 24 04 of per e-mail via lldeboef@boersadvocaten.nl.