Wij kijken verder dan de zaak
Geplaatst: 14 december 2016
Leestijd: 3 minuten
De verhuurder verzoekt de bank om betaling vanwege de door hem geleden (leegstand)schade op grond van een door de inmiddels failliete huurder gestelde bankgarantie.
De bank gaat desgevraagd tot uitbetaling over en hetgeen door haar is betaald wordt verrekend met het positieve saldo op de door de failliete huurder bij haar aangehouden bankrekening uit hoofde van een contragarantie. De curator is het hiermee niet eens. Het Hof Amsterdam oordeelt onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 14 januari 2011 (Aukema q.q./Uni-Invest) dat de verhuurder, voor zover hij de bankgarantie heeft ingeroepen voor de leegstandschade, onrechtvaardig is verrijkt.
Zoals de Hoge Raad heeft bepaald, is de opzegging van een huurovereenkomst door de curator op grond van artikel 39 Fw een regelmatige opzegging die niet tot schadevergoeding verplicht. Uit de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 39 Fw moet worden afgeleid dat deze regeling berust op een afweging van enerzijds het belang van de boedel tot voorkoming van het oplopen van boedelschulden en anderzijds het belang van de verhuurder bij betaling van de huurprijs. In het hiervoor genoemde arrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat deze regeling niet kan worden omzeild door het opnemen van een beding in de huurovereenkomst dat recht geeft op een schadevergoeding gelijk aan de huur die verschuldigd zou zijn geweest als de huurovereenkomst niet op grond van artikel 39 Fw zou zijn opgezegd. Het Hof Amsterdam trekt deze lijn door, door te oordelen dat een zodanig recht op schadevergoeding ook niet kan worden verkregen via een bankgarantie waarmee een derde zich verbindt tot betaling van die schadevergoeding als een eigen schuld als die betaling vervolgens via een contragarantie geschiedt ten laste van de faillissementsboedel.
Voor nadere informatie hierover kunt u contact opnemen met mr. T.F. Quaars: 0318 – 52 24 04 of tfquaars@boersadvocaten.nl.