Wij kijken verder dan de zaak

Pandrecht verhuurder en fiscus

Geplaatst:  15 juli 2016

Leestijd:  3 minuten

Een verhuurder kan worden geconfronteerd met een insolvente huurder. Wanneer de huurder in staat van faillissement wordt verklaard, kan de curator op grond van artikel 39 Fw de huurovereenkomst opzeggen met inachtneming van een opzegtermijn van maximaal 3 maanden. De huur vanaf datum faillissement is een concurrente boedelschuld. Evenwel vindt in veel faillissementen ook hierop geen betaling plaats.

Om het betalingsrisico te beperken doet de verhuurder er goed aan om een pandrecht te bedingen. Zo kan bijvoorbeeld een pandrecht worden gevestigd op de inventaris van de huurder tot zekerheid van betaling van de (toekomstige) huurtermijnen. Dat een pandrecht in geval van faillissement uitkomst kan bieden wordt bevestigd door een recente uitspraak van de Hoge Raad.

In de kwestie waarover de Hoge Raad diende te beslissen stonden een verhuurder en een curator tegenover elkaar. De huurovereenkomst was na de uitspraak van het faillissement door de curator opgezegd. De verhuurder maakte voor wat betreft zijn boedelvordering aanspraak op de executieopbrengst van de inventaris uit hoofde van zijn pandrecht. De curator eiste de executieopbrengst echter op namens de fiscus. De curator stelde zich op het standpunt dat het voorecht van de fiscus boven het stil pandrecht van de verhuurder ging nu dit was gevestigd op bodemzaken.

De Hoge Raad stelt de verhuurder in het gelijk. Het door de verhuurder bedongen pandrecht geldt ook voor de boedelvordering van de verhuurder. De pandhouder kan ook voor een vordering die is ontstaan op of na de uitspraak van het faillissement verhaal nemen op de executieopbrengst van voorafgaande aan het faillissement verpande goederen, mits die vordering voortvloeit uit een op de dag van faillietverklaring bestaande rechtsverhouding met de gefailleerde. Deze regel geldt ook indien een verhuurder een pandrecht van zijn huurder heeft bedongen tot zekerheid van betaling van toekomstige huurpenningen. Dat de huur op grond van artikel 39 Fw vanaf datum faillissement wordt aangemerkt als boedelschuld maakt dit niet anders.

Voorts betreft de vordering van de fiscus ten behoeve waarvan de curator de executieopbrengst opeist een preferente vordering. De boedelvordering van de verhuurder concurreert hiermee niet. De boedelvordering van de verhuurder geeft een rechtstreekse aanspraak op de boedel, hetgeen niet geldt voor de preferente vordering van de fiscus. Dit brengt mee dat de curator de executieopbrengst niet kan opeisen voor de fiscus ten nadele van de verhuurder.

Voor nadere informatie hierover kunt u contact opnemen met mr. T.F. Quaars: 0318 – 52 24 04 of tfquaars@boersadvocaten.nl.

 

 


Gekoppelde categorieën:


Terug naar overzicht

Onze advocaten helpen u graag verder. Wat kunnen we voor u doen?

Contact opnemen

Gerelateerde artikelen

Alle artikelen