Wij kijken verder dan de zaak

Vaccineren van een kind afdwingen via de rechter?

Geplaatst:  1 november 2019

Leestijd:  5 minuten

Eens in de zoveel tijd wakkert de discussie weer aan: moeten wij onze kinderen wel of niet vaccineren? In sommige gevallen resulteert die afweging in een ruzie tussen de ouders. De ene ouder wil dat het kind wel wordt gevaccineerd, de andere ouder wil dat niet. Wat te doen? Die vraag moesten het Gerechtshof Den Haag en het Gerechtshof Amsterdam eerder dit jaar beantwoorden. Welke ouder kreeg gelijk?

Wat was er aan de hand?

In het geval dat zich voordeed bij het Gerechtshof in Den Haag stond ter discussie of één van hun twee minderjarige kinderen, te weten de dochter van zeven jaar oud, al dan niet alsnog moest worden ingeënt conform het RIVM tegen o.a. meningokokken, rode hond, bof en mazelen.

Vader stelde dat de dochter recht had op een zo hoog mogelijke standaard van gezondheidsbevordering, hetgeen het Rijksvaccinatieprogramma biedt. De dochter moest zijns inziens zo spoedig mogelijk worden toegelaten tot het programma teneinde de risico’s te beperken. Voorts achtte hij de inenting in het belang van haar jongere zusje.

Moeder daarentegen voerde verweer, inhoudende dat het veilig en gezond opgroeien van hun dochter niet meebrengt dat zij (volledig) moest worden ingeënt. De moeder wenste de dochter niet bloot te stellen aan vaccinaties die niet voldoende zijn onderzocht, te veel schadelijke stoffen bevatten en niet tegen dodelijke ziektes zijn bedoeld. Zij vervolgde met de stelling dat vaccinatie tegen meningokokken is bedoeld voor hele jonge baby’s en de ziektes als rode hond, bof en mazelen niet dodelijk zijn voor een kind met een gezond immuunsysteem. Hun dochter had haars inziens geen belang bij de vaccinatie. Tot slot, zo stelt de moeder, is het Rijksvaccinatieprogramma een programma waaraan op basis van vrijwilligheid kan worden deelgenomen.

Welke beslissing neemt het Gerechtshof?

In eerste aanleg heeft de Rechtbank het verzoek van de vader afgewezen. Het Gerechtshof daarentegen wijst het verzoek van de vader toe. Daartoe overweegt het Gerechtshof als volgt. Het Rijksvaccinatieprogramma is van overheidswege opgesteld ter bescherming van kinderen tegen diverse aandoeningen die voor hen schadelijk kunnen zijn. Uitgangspunt is dat vaccineren in het belang van een kind is. Ondanks andere opinies die in de afgelopen jaren ook naar voren zijn gebracht, is de heersende leer nog altijd dat het Rijksvaccinatieprogramma voldoet en zonder wezenlijke risico’s kan worden opgevolgd. De bezwaren van de moeder zijn niet van principiële of godsdienstige aard en de moeder heeft onvoldoende aangetoond dat hun dochter meer risico loopt om slachtoffer te worden van de door de moeder gestelde bijwerkingen, dan enig ander kind. Het Gerechtshof acht het in het belang van de dochter dat zo spoedig als mogelijk met het vaccineren wordt gestart. Het Gerechtshof overweegt hiertoe dat de dochter, zolang zij niet is gevaccineerd geen bescherming opbouwt en de kans op ziekte groter is.

In de onderhavige beslissing waren de bezwaren van moeder tegen vaccinatie van hun dochter nadrukkelijk niet van principiële en/of godsdienstige aard. Het Gerechtshof Amsterdam heeft in juli van dit jaar echter geoordeeld dat het belang van een kind bij bescherming van de gezondheid door toepassing van het Rijksvaccinatieprogramma, zwaarder weegt dan de inbreuk die daardoor mogelijk gemaakt wordt op rechten en aanspraken van de moeder en/of het kind. Het belang van de bescherming van de gezondheid van het kind, woog volgens het Gerechtshof Amsterdam zwaarder dan de geloofsovertuiging van de moeder.

Lees hier de volledige uitspraak van het Gerechtshof Den Haag en hier van het Gerechtshof Amsterdam.


Gekoppelde categorieën:


Terug naar overzicht

Onze advocaten helpen u graag verder. Wat kunnen we voor u doen?

Contact opnemen

Gerelateerde artikelen

Alle artikelen